TEELT VAN DE BUCKFASTBIJ NU EN IN DE TOEKOMST
Samenvatting
door A.H. de
Witt.
Inleiding:
Het is niet
niks wanneer iemand voor een lezing even heen en weer vliegt tussen Zweden en
Nederland. Het is ook niet niks, wanneer een mede-organisator van de
Regio-Noord-dag van Buckfast Belangen Verenigd zo iemand voor een weekend uitnodigt.
Dan moet er toch wel een goede aanleiding voor zijn. En die is er ook: kijk
maar naar de titel van de lezing!
Met het
wegvallen van Broeder ADAM als uitermate groot teler van de honingbij, wordt
het in stand houden en verder ontwikkelen van zijn creatie nl. de
Buckfastbij een toch wel zware opgave. In de landen om ons heen en ook hier in
Nederland wordt maar al te goed beseft hoe moeizaam het is om als imkers met
een meestal relatief klein aantal volken het teelt- en selectieprincipe van de
Buckfastbij voort te zetten.
Ulf Gröhn gaf in zijn lezing een mogelijke weg aan: werk als imkers met elkaar samen!
Samenvatting
van zijn lezing:
"Zo'n
vijftien jaar geleden werd mij eens de vraag gesteld: Wat is er toch aan de
hand met die Buckfastbijen, wanneer je stambomen moet bestuderen en van
bevruchtingsstations gebruik maakt? Dat hoeft toch ook niet met gewone bijen?
Dat is het hem nu juist. Met gewone bijen hoef je dat niet te doen en je hoeft het ook niet te doen met Buckfastbijen mits je maar goed beseft dat ze dan binnen een paar generaties "gewone bijen" zijn geworden!".
Zo begon Ulf Gröhn zijn lezing. Hij geeft dus duidelijk aan dat er het nodige moet gebeuren, wil je aanspraak kunnen blijven maken op de naam "Buckfast-bijen". Van Broeder ADAM hebben we een bij gekregen die juist geteeld is met het oog op een zo groot mogelijke productie van honing bij een zo laag mogelijke inzet aan inspanning en tijd. Dat is altijd het doel geweest van de teelt op de Buckfast Abdij en dat moet ook het doel van onze inspanning zijn. Voor nu, maar ook voor de toekomst. Hoe Broeder ADAM dat bereikte is duidelijk aangegeven in zijn boeken.
Vaak werd mij de vraag gesteld: is er iemand die het werk van Broeder ADAM kan overnemen als hij er niet meer is? Het antwoord is dat wij hier nu zijn en dat werk moeten voortzetten. We weten hoe dat moet! Broeder ADAM gaf de weg daartoe aan! Dat is een "schat" waar we allemaal deel aan hebben en die we goed moeten beheren. Dus geen onderlinge competitie maar samenwerking.
Broeder ADAM had de beschikking over 320 volken voor het maken van vergelijkende testen van zustergroepen van koninginnen (naast de volken voor de honingproductie). Dat heeft natuurlijk niemand. Het minimumaantal voor een zustergroep bedraagt minstens 30 raszuiver bevruchte koninginnen voor een vergelijkende test. Wanneer nu een paar imkers met elk zo'n 30 volken de koppen bij elkaar steken en elk zo'n 10 koninginnen uit die testgroep van 30 testen (en dus elk zo'n 20 volken voor de honingproductie overhouden), dan ontstaat er een werkbare situatie. Zou je dit nog kunnen uitbreiden tot een ietwat grotere groep van imkers, dan ben je al gauw in staat om zo'n 150 koninginnen te testen en dat moet genoeg zijn voor het uitselecteren van teeltkoninginnen en van de moeders van de darrenproducenten voor bevruchtingsstations.
Wat Broeder ADAM in z'n eentje deed moeten wij vandaag de dag over meerdere mensen spreiden: vandaar SAMENWERKING !
Dat daarbij stambomen om het hoekje komen kijken bij het plannen van de teelt is duidelijk. Inteelt ligt altijd op de loer. Het huidige Buckfastmateriaal in Europa is van origine van minder dan 30 teeltmoeren op de Buckfast Abbey afkomstig. En de meeste hiervan waren ook nog aan elkaar verwant.
Wil je nu ook nog kwaliteit blijven leveren ten behoeve van andere imkers dan verdient het voorkeur om een aantal van de uitgeselecteerde teeltmoeren in depot onder te brengen. Zo'n depot moet dan wel voor iedereen toegankelijk zijn (overlarven) (N.B. in Zweden is dit de gangbare praktijk!!). Des te meer goede Buckfastkoninginnen hun weg vinden naar imkers, des te meer zal de vraag naar Buckfastkoninginnen toenemen en daarmee ook de verspreiding van het genetische materiaal.
Dit brengt ons ook tot het volgende punt: hoe kleiner de groep teeltkoninginnen, des te eerder treedt genetische uniformiteit op (inteelt). Vandaar ook dat de Buckfastbij zowel verder ontwikkeld als in stand moet worden gehouden. Het maken van nieuwe combinaties hoort hier ook bij. Als die er eenmaal zijn moeten ze ook via een bevruchtingsstation gebruikt kunnen worden. In zijn boeken geeft Broeder ADAM hiervoor aanwijzingen en duidelijk is dat niet als een of ander koel kruisingsschema vanachter het bureau moet worden uitgevoerd, maar dat de gedane waarnemingen uiteindelijk de doorslag moeten geven.
Tot slot: We mogen geen cultus maken van de Buckfastteelt. Broeder ADAM zat nooit vastgebakken aan een bepaalde mening of aan een bepaalde werkwijze. Wanneer de feiten in een andere richting wezen, dan paste hij zich aan.
HET MOTTO
VAN ULF GRÖHN:
BUCKFASTTELERS
WERKEN SAMEN !