2002 De twee teeltwegen


Teeltrichtingen binnen de teelt van de honingbij

door G.C. van Eizenga en A.H. de Witt

eveneens verschenen in het Buckfast Bulletin nr. 61 en 62 (2002)

Inleiding

De idee om iets te vertellen over de richtingen die we kunnen onderscheiden binnen de teelt van de honingbij, kwam bij ons voort uit de constatering, dat in de Nederlandse bijenteeltliteratuur termen gebruikt worden als Carnica en Buckfast en er wordt gesproken over de B152 en over de lijn 003(lijn Celle) en je leest over de lijnen Peschetz, Troiseck  en Sklenar en over broeder ADAM. In de literatuur tref je ook verschillende inzichten aan. Daarnaast lees je soms, dat je binnen het ras moet blijven, want kruisingen zouden stekerige bijen tot gevolg hebben. Maar je komt ook imkers tegen, die beweren, dat kruisingen juist de meest normale zaak van de wereld zijn, net als in de natuur. We vinden ook de bewering, dat de "de Buckfast-bij” een kunstras is en dat "de Carnica” een geografisch ras is. En als die redenering zou kloppen, wat moet ik dan met die constatering? Is het daarom beter om voor de ene bij te kiezen en niet voor de andere? Afijn, dit bracht ons op de idee om hier eens wat dieper in te duiken en om de ideeën achter de koninginnenteelt eens nader toe te lichten, zodat we sommige termen wat beter kunnen plaatsen. 

Domesticatie

De tijd van de bij die in het wild leefde, ligt reeds lang achter ons, maar wij, als imkers staan wel graag stil bij de bij als een soort min of meer getemd wild dier. Toch hoort ook de bij echt wel tot onze huisdieren. Het contact met de mensen en de selectie die uit dat contact voortkomt, levert een resultaat op, dat men als domesticatieproces kan typeren. Zo kwam bijvoorbeeld dit proces in de tijd van de korfteelt heel sterk tot uiting in een selectie op zwermdrift en zwermtrage bijen waren niet gewenst. In de periode daarna, na de invoering van kasten met hun uitneembare ramen kon ingespeeld kon worden op het voorkomen van het spontane afkomen van zwermen. En tegenwoordig luidt het motto: teel zwermtrage bijen, want onze drachten zijn zo ongewis, dat je de volken steeds dik moet hebben. Bovendien stellen we tegenwoordig zachtaardige bijen op prijs en die ontstaan niet spontaan.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Domesticatie houdt in dat de mens het oorspronkelijke oertype verandert. Des te langer nu deze selectie bij de bijen voortduurde, des te meer ontwikkelden zich de oorspronkelijke geografische rassen tot economische rassen oftewel kunstrassen.

Het zijn allemaal kunstrassen (geworden)

Friedrich Ruttner noemt in zijn boek "Naturgeschichte der Honingbiene” als vier belangrijkste Europese bijenrassen de Mellifera, de Carnica, de Ligustica en de Kaukasica. Al deze bijenrassen zijn tegenwoordig teeltproducten geworden en komen tegenwoordig niet meer voor als oorspronkelijke bij. Al deze bijenrassen worden geteeld naar een bepaalde rassenstandaard: het zogenaamde ras-type. De teelt, samen met het reizen met bijen en het importeren van koninginnen van elders heeft met zich meegebracht, dat bijna nergens nog oorspronkelijke bijenstammen in hun oorspronkelijke leefgebied te vinden zijn. In zijn totaliteit is het tijdperk van de oorspronkelijke geografische Europese rassen voorbij. Enkele reservaten daargelaten. Bij onze bijen is het in feite niet anders, dan met onze andere huisdieren. Het zijn allemaal kunstrassen geworden.

De teelt van de honingbij

We willen, op dit punt aangekomen, nog eens benadrukken, dat we hier praten over de teelt van de honingbij. Met de teelt van de honingbij bedoelen we iets anders dan de gebruikelijke term koninginnenteelt, waarmee we meestal vermeerderen aanduiden. Met de teelt van de honingbij bedoelen we de koninginnenteelt, waarbij teeltdoelen nagestreefd worden, om zo tot rasveredeling te komen. Via rasveredeling willen we bijvoorbeeld bepaalde bijenstammen  behouden of we willen bepaalde eigenschappen selecteren, intensiveren en stabiliseren. 

De zin van rasveredeling ligt meestal in het zo hoog mogelijk opvoeren van de rentabiliteit. Zijn die rentabiliteit en die veredeling wel zo nodig vraagt u zich trouwens misschien wel af? Welnu, in ons land lijdt de ziektebestrijding tot een vorm van rentabiliteitsdoel, want die kost veel geld en tijd en draagt niet bij tot het plezier; ook zachtaardigheid is een teeltdoel, een veredelingsdoel. Op wereldschaal is de rentabiliteit van honingopbrengst het belangrijkste teeltdoel. 

Zonder dat teeltdoel zou honing een schaars product zijn geworden en nog slechts iets voor de specialiteitenwinkel. Wij hebben de indruk, dat heel weinig Nederlandse imkers op de hoogte zijn, hoe de wereldmarktprijs voor honing tot stand komt. Ik denk, dat de crisis in Argentinië een sterk drukkend effect heeft op de prijs van de honing, maar wie interesseert dat hier nog? Sterker nog, er zijn in Nederland maar heel weinig mensen, die weten (en zich ervoor interesseren) hoe het Europese beleid rond de imkerij in elkaar steekt. Ze zouden eens meer aan het woord moeten komen vinden wij, want er wordt in Europa nog steeds beleid uitgestippeld, waarvan ook de Nederlandse imker zou kunnen profiteren!!

Het historische perspectief

Het is een misvatting te denken dat de koninginnenteelt tot de nieuwigheden van de moderne tijd van pakweg, na de Tweede Wereldoorlog behoort. We weten uit de geschiedenis dat de Europese kolonisten overal hun bijen mee naar toe namen, naar de Amerika’s, naar Australië, naar Nieuw-Zeeland enz. 

Reeds in 1865 werd in de V.S. de "Italian Bee Company” gesticht. De Amerikaanse Indianen noemden de bijen zelfs een tijdlang "the white man’s fly”. 

Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw  ontwikkelden zich overal allerlei nieuwigheden. In 1883 op een soort pre-Apimondia bijeenkomst in Franfurt/Main is sprake van de import van de meest verschillende rassen: Italiaanse bijen, bijen uit Palestina, van het eiland Cyprus. Verschillende Amerikanen ondernamen toen reeds verre reizen en waren op zoek naar de beste bijenstammen ………

Het eerste boek over de teelt van de koningin werd geschreven door Ulrich Kramer (1844-1914). Het heet "Die Rassenzucht des Schweitzer Imkers”, dat voor het eerst verscheen in 1898. Het boek beleefde menige herdruk. Kramer zette zich sterk in voor het bruine Zwitserse landras en verzette zich tegen de import van vreemde rassen. In die tijd van willekeurige importen van bijenrassen wilde hij ordening aanbrengen. Hij wilde dit doen door het propageren van de teelt van de inheemse bruine bij. Met veel praktische vraagstukken, waarmee we  nog steeds worstelen, werd toen reeds geëxperimenteerd en oplossingen bedacht, zoals het invoeren van koninginnen, het versturen van koninginnen. Zo werden reeds rond 1900 door heel Zwitserland stukjes raat met eitjes van de beste volken van het landras verstuurd. Ook werd toen reeds gewerkt met een type Einwabe-kastje (met de glazen wandjes), voorlopers van de kleine bevruchtingskastjes met meerdere raatjes, en ook de in vieren gedeelde kast, zoals broeder ADAM die gebruikte op zijn bevruchtingsstation in Dartmoor. Kramers’ ideeën  hadden vele aanhangers. Tijdens een Zwitserse "Urabstimmung” van de vereniging Schweizer Bienenfreunde namen tegen de 3500 leden deel!  

Veel, wat Kramer dacht en schreef, berustte op veronderstellingen. Bij het opstellen van zijn teeltrichtlijnen kopieerde hij quasi de gang van zaken bij andere huisdieren. Het basisconcept van zijn rassenteelt ontleende Kramer bij de telers van het Simmenthal rundveestamboek. Zo hechtte hij bijvoorbeeld veel waarde aan het uiterlijk en schreef uniformiteit qua kleur voor en speciaal zwarte darren, hoewel de bijen van de volken van de bruine bij niet uniform van kleur waren.

Twee teeltrichtingen in West-Europa

Tegenwoordig laten zich in West-Europa twee richtingen binnen de teelt van de honingbij onderscheiden, namelijk de rassenteelt en de combinatieteelt. 

Deze twee richtingen staan qua principe lijnrecht tegenover elkaar. Ze kunnen beide het beste getypeerd worden met de uitspraken van hun belangrijkste exponenten, twee belangrijke en beroemde bijenwetenschappers, namelijk Ludwig Armbruster en Friedrich Ruttner.

Professor Ludwig Armbruster stelt: "Rassen zijn er om met elkaar gekruist te worden”

Professor Friedrich Ruttner stelt: "Je kunt geen twee rassen naast elkaar telen”

Rassenteelt

Zoals we daarnet zagen kan de Zwitserse teler Ulrich Kramer gezien worden als de vader van de rassenteelt. Zijn ideeën waren ook in Duitsland bekend. 

Qua theorie was de ontwikkeling steeds meer in de richting van de rassenteelt gegaan. Reeds in 1932 ontwikkelde de wetenschapper Goetze onderscheidingskenmerken van aparte rassen, die later gebruikt werden bij de selectie van volken (o.a. cubitaalindex). Onder invloed van de Nationaal-Socialisten werd het "zuivere onvervalste ras” (uit de Blut- und Bodentheorie) ook tot voorbeeld in de bijenteelt. Goetze werd benoemd tot "Rijkskeurmeester” en werd de hoogste imkerbaas in Duitsland.

Eerst Zwarte Bij, later Carnica

Aanvankelijk werd veel met de Zwarte Bij geteeld door de Duitse bijeninstituten. Later werd massaal overgestapt op de Carnicabij, in toenemende mate na de Anschluss bij Oostenrijk (1939), hoewel die ontwikkeling afgeremd werd door de Tweede Wereldoorlog. Deze verbreiding heeft de Carnica te danken aan de veranderde drachtsituatie in Duitsland. Het accent kwam te liggen bij de vroege voorjaarsdracht en daarvoor was de Carnica met de snelle voorjaarsontwikkeling van de bergbij, die ze van oorsprong is, die korte zomers moet kunnen benutten, in het voordeel. Daarnaast was de Carnica populair vanwege haar zachtaardigheid. Ruttner (Sudeten,1914-1998) was zeer geïnteresseerd in de rassenkunde, zoals we die kunnen lezen in zijn bekende werk "Die Naturgeschichte der Honigbiene”. Veel eerder werd hij bekend door zijn boek "Die Zucht und Auslese bei der Biene”, dat spoedig tot het handboek voor de teelt van de Duitse Carnicatelers werd en nog steeds is. Daarin legt hij eenduidig de basisprincipes van de rassenteelt vast. Twee standaard citaten bij hem: "De ervaring gedurende vele jaren laat ons zien, dat slechts de teelt binnen het onvermengde ras op duurzame successen kan bogen” en een tweede uitspraak "Indien men vermoedt dat er kruisingseffecten  in het spel zijn, dan gaat het om een uitschieter en het zou verloren moeite zijn om ervan na te telen” 

Combinatieteelt 

De combinatieteelt komt voort uit de theorie van Ludwig Armbruster (Berlijn1886-1973). Armbruster kreeg in 1923 de leiding over het bijeninstituut te Berlijn. In 1934 werd hij door de Nationaal-Socialisten uit zijn functies gezet. Zijn theorieën waren te controverse en hij gold als "judenfreundlich”, omdat hij joden opleidde tot imker, die daardoor een emigratiemogelijkheid naar Israël konden verwerven. Armbruster zag bovendien het rassenvraagstuk bij de bijen anders, realistischer. Om het beeld van de bijenrassen te verduidelijken, zet hij het woord "rassen” tussen aanhalingstekens.  Hij zei: "Er bestaan als ’t ware geen echte rassen, maar mengvormen en deze verdienen een bijzondere vakuitdrukking, namelijk "populaties”, zeg maar groepen van bijen in een bepaald gebied, die samen in meer of mindere mate dezelfde eigenschappen delen (vergelijk: als de bijen in een bepaald gebied gemengd van kleur zijn, waarbij de kleur paars overheerst, dan is paars de meest voorkomende waarde en vormt zo een beetje een raseigenschap!). Bovendien lopen die eigenschappen in het grensgebied met andere groepen bijen in elkaar over.

Broeder ADAM

Broeder ADAM van de Buckfast Abdij is eigenlijk het voorbeeld bij uitstek van de toepassing van wat hij bij Ludwig Armbruster las. Broeder ADAM werkte deze ideeën uit tot de combinatieteelt, nadat de (zwarte) bijen in Engeland voor 90% uitgeroeid werden door de Isle of Wight-disease” (1915); slechts de kruisingen met de Italiaanse koninginnen bleven op de kloosterimkerij in leven. Als jonge vent van 17 jaar, dacht hij er helemaal niet aan een nieuwe bij te telen, maar vermeerderde slechts zijn kruisingskoninginnen! Spoedig daarop bereikten hem de geschriften van Armbruster, die in 1919 een bijentijdschrift ging uitgeven ("Das Archiv für Bienenkunde”). Armbruster wordt de theoretische leermeester van broeder ADAM voor de teelt. De ramp met de tracheemijt bracht Broeder ADAM tot het inzicht, dat via rassenkruisingen nieuwe wegen ontsloten konden worden. Door rassen te kruisen kunnen erfelijke eigenschappen worden gekoppeld, gecombineerd tot gewenste combinaties. Daarom noemde hij dit de combinatieteelt. We komen hier zo meteen op terug.

Lijnteelt en combinatieteelt 

We komen zo langzamerhand aan bij het kernstuk van ons betoog. We hebben nu gezien hoe zich die ideeën vroeger ontwikkelden en waar ze vandaan komen, waarom de Carnica in Duitsland geïmporteerd werd en hoe het kwam dat de Buckfastbij -bijna als vanzelfsprekend- door broeder ADAM ontwikkeld werd. In het kielzog hiervan dient zich meteen de volgende kwestie aan, namelijk hoe houd je je teeltproduct in stand? Hoe ga je daarmee om, zodat die waardevolle eigenschappen beschikbaar blijven in de toekomst?

Het gemakkelijkst zou zijn als je de beschikking zou hebben over een groot eiland met een goede dracht, zodat er een groot aantal volken gehuisvest zou kunnen worden. Als de situatie op het eiland perfect overeenkomt met die op de vaste wal, dan vormt dit de beste oplossing. Echter: wanneer is dit zo? Er dreigt dan een selectieprobleem, want zijn je beste volken op het eiland ook je beste volken op de vaste wal? Is de situatie wel precies dezelfde als die aan de vaste wal? Het lijkt dus alleen maar misschien de meest eenvoudige oplossing. Bovendien is het ook een vrij statische oplossing, want wanneer er met een paarse bij geteeld wordt, die geschikt is om in mei de meeste honing te halen, maar de dracht valt weg (bijv. koolzaad), dan heb je meer aan een groene bij, die het in de zomer heel goed doet en in het voorjaar trager op gang komt. Tenzij je van mening bent, dat jouw bij een allround-bij is!! Maar welke bij is dat? Een andere mogelijkheid, die ook al vaker in de praktijk gebracht en geprobeerd is, is het afspreken met alle imkers in de streek, dat je alleen nog maar zult imkeren met hetzelfde bijenras. Als je dan ook nog kunt komen tot een praktijk, dat iedereen alleen nog maar nateelt van zijn beste koninginnen, dan kan daar iets heel moois uitgroeien. Verschillende voorbeelden van zulke gebieden zijn bekend. Dan ben je echter aangewezen op de medewerking van alle imkers en kun je wel rekenen op die medewerking? En bestaan er wel echte allround-bijen, waar iedereen mee uit de voeten kan?

Afijn, zoals uit het voorafgaande reeds bleek, werd in Duitsland de Carnica enorm gepushed en werd geprobeerd om iedereen te doen overschakelen op de Carnica. Er zou dan een nieuwe inheemse bij ontstaan zijn en hoefde niemand meer te reizen naar bevruchtingsstations en/of te insemineren. De voorstanders van de inheemse Zwarte Bij werden actief tegengewerkt, evenals in een veel later stadium de voorstanders van de Buckfastbij. Het Duitse landras werd voor een groot deel carnica-typisch. Hetzelfde gebeurde ook in Zwitserland. In Duitsland geldt nu nog steeds alleen de Carnica-standaard voor de teelt van de bijen, hoewel de beroepsimkerij tegenwoordig hoofdzakelijk met de Buckfastbij werkt. 

Omdat de idealen van grote eilanden en raszuivere gebieden niet werken, zijn we voor de teelt aangewezen op teeltprogramma’s. Een van de meest verbreide programma’’s wordt gevormd door de lijnteelt. Deze werd gepropageerd door Ruttner en verkreeg daarmee bekendheid.

We vertrekken hierbij van drie uitgelezen met elkaar verwante volken, waaruit drie lijnen geteeld worden (A, B en C), waarmee dan het volgende teeltschema wordt uitgevoerd.

1e jaar: Darren van lijn A

Koninginnen van 1) lijn A (inteeltlijn)

   2) lijn B en lijn C (lijncombinatie)

2e jaar: Darren van lijn B

Koninginnen van 1) lijn B (inteeltlijn)

    2) lijn A en lijn C (lijncombinatie)

3e jaar: Darren van lijn C

Koninginnen van 1) lijn C (inteeltlijn)

   2) lijn A en lijn B (lijncombinatie)

Bij de combinatieteelt ziet het teeltprogramma er heel anders uit. De basis en de standaard wordt gevormd door de Buckfastbij, zoals die gecreëerd werd door Broeder ADAM. Hij onderscheidt:

- raszuivere teelt

De raszuivere teelt vormt de eigenlijke basis van de teelt. Het is de teelt van raszuivere individuen, waarin gepoogd wordt om individuen te creëren (via concentratie, intensivering en stabilisatie van eigenschappen) die waardevol zijn voor de teelt.

- lijnteelt  

Via lijnteelt werd door Broeder ADAM de Buckfaststam in stand gehouden. De verschillende lijnen werden onderling afwisselend gepaard, echter niet volgens een van tevoren vaststaand schema, maar zodanig, dat de eigenschappen elkaar op zijn voordeligst aanvulden.

- kruisingsteelt 

Hiermee wordt bedoeld, dat raszuivere Buckfastkoninginnen aangepaard worden met darren van een ander ras of omgekeerd, dus vreemd ras x  Buckfastdarren. In de kruisingsteelt  kunnen de waardevolle eigenschappen van raszuiver materiaal tot uiting komen. De meest vitale en productieve individuen worden in de natuur bijna zonder uitzondering gevormd door kruisingen. Het succes van kruisingen is echter niet blijvend en bij nateelt ontstaat er opsplitsing van eigenschappen. Kruisingen vormen echter de voorwaarde en overgangsstadium naar de combinatieteelt.

- combinatieteelt 

De combinatieteelt heeft als doel om (via de kruisingsteelt!) tot permanente eigenschapverbindingen tot komen.

Hybridenteelt

Toen we eerder vermeldden, dat in West-Europa hoofdzakelijk volgens twee teeltrichtingen gewerkt wordt, dan moeten we hier nog aan toevoegen, dat de rassenteelt een typisch Europees verschijnsel is en zich dan in feite beperkt tot de duitstalige landen. Elders in de wereld vormen rassenkruisingen de normaalste zaak van de wereld en geven slechts economische motieven de doorslag.

In Noord-Amerika maakt men gebruik van "hybrid vigour”. (letterlijk vertaald = hybride-vitaliteit). Hierbij worden ingeteelde lijnen met elkaar gecombineerd. Er lopen dus verschillende lijnteelt-programma’s tegelijkertijd naast elkaar. Via kunstmatige inseminatie en een uitermate strenge selectie worden deze lijnen in stand gehouden. Door deze lijnen onderling te paren, doet zich een explosie van vitaliteit voor, die uitstijgt boven die van beide ouderlijnen. Je spreekt nu van een enkelvoudige hybride. Door die te combineren met nog zo’n hybride heb je een tweevoudige. Voorbeelden daarvan zijn de Starline- en Midnite hybriden, die in Amerika een groot succes zijn. Het zijn dus eenmalige successen, deze koninginnen. Net als bij de zakjes zaaigoed met het opschrift F1-hybride is het niet de bedoeling hiervan na te telen. Amerikanen en Canadezen telen trouwens zelf liever geen koninginnen: ze bestellen deze meestal bij commerciële telers in Californië of Hawaiï…..! Het is een Cross and Kill-systeem.

Afronding en nabeschouwing

We moeten onder ogen zien, dat geen enkele bij een allroundbij is. Als je een ras gevonden hebt, dat bij jouw situatie past, dan is de keuze voor lijnteelt teelttechnisch eenvoudiger, want de natuur heeft al veel selectie gedaan, maar lijnteelt is qua systeem ook een relatief gesloten teelt. Het speelt zich af binnen één ras. Daarbij geldt, dat eigenschappen die het ras niet heeft, ook niet naar voren gehaald kunnen worden!! Zo werd de Carnica eeuwenlang geteeld via de zwermimkerij en het kost nu extra moeite om deze bij relatief zwermtraag te telen. De Carnica zal daarom nooit de super-zwermtraagheid bereiken van de Italiaanse bij en die van de Buckfastbij, die dat van de Italiaanse bij overgehouden heeft. En zo zal degene, die met de Italiaanse bij werkt, problemen houden, wanneer hij in streken imkert, waar een goede overwinteringseigenschap nodig is. Je kunt die eigenschap niet naar boven halen, omdat die er niet (meer) is. Toch is de Ligustica heel geliefd in de Scandinavische landen. In Noord-Amerika en Canada met hun commerciële stammen van de Ligustica is de wintersterfte dan ook soms erg groot. Binnen de Carnicateelt wordt veel aan lijncombinatie gedaan; (lijn-heterosiseffect)!! Bovendien zijn er verschillende onderrassen, zoals onder meer de Carpatencarnica en de Joegoslavische Carnica, waarmee het genetische plaatje verrijkt en opgepept kan worden. Ook de Cecropia uit Griekenland, een "oer-Carnica” waar broeder ADAM erg verguld mee was, wordt genoemd. Bij de combinatieteelt wordt juist uitgegaan van het principe, dat je de stam kunt verrijken door middel van het inkruisen met andere rassen met aanvullende eigenschappen en die dan erfelijk vastleggen!! Bij de combinatieteelt als open systeem kan uitwisseling met de leefomgeving optimaal gerealiseerd worden. Dat gebeurt ook in de praktijk. In het stamboek van de Nederlandse Buckfasttelers kunnen we lezen over Buckfastbijen met Anatolische, Laesoe, Meda (Perzisch), Sahariensis en Ligurische achtergrond-eigenschappen.

Het ziet er naar uit, dat opnieuw een ziekte bij de imkerij nieuwe initiatieven zal aanzwengelen. Ik doel hiermee op de Primorskybij, waarvan de eigenschappen hopelijk de duurzaamheid van onze bijenstand zal mede inluiden. Ook hiervoor zal een teeltprogramma opgestart gaan moeten worden. In ieder geval zullen de eigenschappen middels raszuivere lijnteelt een poos overeind gehouden moeten worden of er moet opnieuw oorspronkelijk materiaal geïmporteerd worden. Net zoals bij de Carnica en net zoals bij broeder ADAM. Het ziet ernaar uit, dat de Carnicateelt haar gezicht als rassenteelt niet hoeft te verliezen. Wij hebben begrepen, dat het misschien zou gaan om een onderras van de Carnica. De Buckfasttelers staan klaar om de eigenschappen van de Primorsky in te lijven en er ook hun voordeel mee te doen. Misschien zijn er imkers met geselecteerde Nederlandse bijen, die ook hiermee aan de slag zouden willen. Ervaringen met kruisingen kunnen ze bij de Buckfastteelt op doen. Ze zullen graag hun ervaringen met hen willen delen.

Voorlopig moeten we elkaar hierbij nog veel succes toewensen. We zullen het nodig hebben!!

Naschrift: We hopen, dat een en ander bijgedragen heeft tot een juister begrip van een en ander. Het was beslist niet onze bedoeling om de import van "vreemde”koninginnen aan te moedigen. Dat moet je zelf niet doen, maar aan telers over laten. Daarvoor is echt know-how en inzicht nodig en heel veel volken. Kruisen is niet iets wat je in je achtertuintje kunt doen. Als je een foute keuze maakt, dan heeft dat meteen ook consequenties voor de omgeving (darren). Zo is dat nu eenmaal met bijen en dat moet je niet willen. Het was eerder onze bedoeling om inzicht te verschaffen in verschillende zienswijzen op de teelt van de honingbij. Broeder ADAM ging zelfs op reis om de bijen in hun natuurlijke habitat te bestuderen om o.a. zo eerst in te kunnen schatten of ze de moeite van een experiment waard waren. Dat is pas degelijk!! Als u eens een test met Carnica of Buckfast wilt wagen, wend u dan in ieder geval tot een erkende teler, die reeds een goede reputatie heeft en die gecontroleerd wordt. 

Groningen/Schildwolde, januari 2002

G.C. van Eizenga, A.H. de Witt

e-mail: gc.veizenga@gmail.com, Tel. 050-5278909

            ahdewitt#home.nl of ahdewitt@gmail.com, Tel. 0598-422293


Geraadpleegde literatuur:

Friedrich Ruttner

Naturgeschichte der Honigbiene, Ehrenwirth-Verlag 1992

Zuchttechnik und Zuchtauslese bei der Biene, Ehrenwirth-Verlag ISBN 3-431-02555-2

Broeder ADAM:

Mijn zoektocht naar de beste bijenrassen ISBN 9080629618

Onze bedrijfsmethode op de Buckfast Abdij ISBN 9080629642

De teelt van de honingbij ISBN 9080629626