Enkele maanden
gelden viel er een piepklein berichtje te lezen in het Groentje (Maandblad Mei
2000). In dit berichtje was te lezen, dat het Europese Hof had besloten dat het
Deense eiland Læsø voortaan een bijenreservaat geworden was. Dit was voor ons
belangrijk nieuws om te weten, omdat daarmee een einde gekomen leek te zijn aan
een strijd onder imkers. Eind goed, al goed, dacht ik. Toch verbaasde me iets
aan dit berichtje: Het Europese Hof kan hooguit akkoord gaan met, maar heeft
bij mijn weten geen zeggenschap -tot nu toe- in zo’n nationale aangelegenheid.
Uit briefwisseling met Ulf Gröhn, ex-voorzitter van de koninginneteelt in
Zweden en zelf actief teler, waren Ko de Witt en ik de afgelopen jaren
enigszins op de hoogte van het gebeuren gebracht van het gebeuren rond de
Læsø-bij, maar Ulf’s laatste brief (dec. 2000) was zeer verontrustend. We
zullen nu proberen door middel van enkele artikelen jullie op de hoogte te
brengen, hoe het gesteld is met deze kleine restpopulatie in een van de
achtertuintjes van Europa en hoe het zo kwam.
In Bordesholm maakte
ik persoonlijk kennis met Ulf Gröhn. Zijn naam kenden we hier al, omdat het
allereerste teeltmateriaal (koninginnen) dat tot ieder’s beschikking kwam hier
in Nederland (Dijkema) teeltproducten waren van zijn hand. De lezingen (uit de
lezingenbundel “Bordesholm”-verspreid door de BBV), die toen beluisterd konden
worden, waren zeer interessant, omdat we onder andere vernamen, dat nooit
een koningin van de Abdij meegenomen werd naar Zweden en als er materiaal
meegenomen werd, dan als stukje raat met eitjes en larven. Wat betreft de teelt
waren de Zweden heel oorspronkelijk” bezig, met een eigen visie en inbreng. Als
je bedenkt, dat er na zoveel jaren nog steeds “oude” anatolische Buckfastlijnen
bestaan, zonder Athos-invloed (ik gebruik het begrip lijnen hier als
verzamelbegrip), dan is dat na zoveel jaren een buitengewone prestatie. Door
Ulf Gröhn maakten we kennis met de zwarte bij van het eiland Læsø, waarvan hij
de eigenschappen probeerde te verankeren in zijn oude Buckfastlijnen. Toen we
hem in 1994 bezochten, overtuigde hij ons van een unieke buitenkans in zijn
imkerbestaan: hij vertelde ons over de oude Ligurier van Kangaroo-eiland
(Australie), de donkere Italiaanse bij, die Broeder ADAM niet meer had kunnen
terugvinden, evenals de oude zwarte Engelse bij. Dus: in principe kon het
verhaal van Broeder ADAM opnieuw opgestart worden! Hij overtuigde ons ook van
de voortreffelijke eigenschappen van de zwarte Laesoe-bij en de mogelijkheden
ervan voor de combinatieteelt. Een overtuiging, die wij sedertdien met hem
delen, omdat hij ons volop liet delen in de ervaringen met zijn combinaties met
de Buckfastbij! We konden bij hem ook originele koninginnen van Laesoe met hun
volken bekijken. Hij had niets teveel gezegd!
Hoewel we reeds
langere tijd van plan waren om rond de Laesoe-bij enkele artikelen te verzorgen
voor ons aller Bulletin, was er -zoals vaker(!)- een concrete aanleiding nodig
om de daad bij het woord te voegen. Dat de Laesoe-bij zelf deze concrete
aanleiding zou vormen, konden we twee weken geleden nog niet “bevroeden”. We
hopen jullie met enkele bijdragen ervan op de hoogte te brengen hoe het deze
bij vergaan is de laatste tien jaar en niet alleen dat. Ook dat ze op het punt
staat uit te sterven. Op dit moment is de situatie dermate verslechterd, dat ze
zonder een teeltplan zal uitsterven, ondanks dat deze zwarte (bruine) bij
sedert eeuwen zich heeft weten te handhaven en zo fantastisch aangepast is aan
het ruwe zeeklimaat op dit eiland in het Kattegat. Ze zal vermoedelijk
uitsterven door mensenhand, moedwillig en destructief. We willen met onze
informatief serietje beginnen met de vertaling van een oud artikel, dat reeds
eerder in het Bulletin gestaan heeft (dec.1995/nr.27). Bij de mensen onder ons
met een olifantsgeheugen, zal er tijdens het lezen wel een lampje gaan branden,
maar voor de meesten onder en voor onze nieuwe lezers vormt het toch wel een
heel geschikte “warming-up”.
Geert van Eizenga/Ko
de Witt -Teeltgroep Fiveldal
p/a Marnelaan 41
9727 DS Groningen, Nederland
Tel.
050-5278909
LÆSØ-BIJEN - EEN LAATSTE OVERBLIJFSEL VAN EEN
ZUIVERE NOORDSE STAM
door Ulf Grøhn en Hjalmar Petterson
Vertaald door G.C.
van Eizenga
In het midden van
het Kattegat (de wateren tussen Zweden en het Deense schiereiland Jutland) ligt
een klein eiland met de naam Læsø. Enige jaren geleden kreeg ik toevallig een
artikel onder ogen over de bijen op dit eiland. Het zag ernaar uit als hadden
we een laatste restant van de Noordse bij op Læsø of misschien zouden we moeten
zeggen: de Noordse bruine bij, want Læsø is een Deens eiland.
Sinds ik gemerkt heb
wat met een beoogde kruising bereikt kan worden, heb ik ook iedere keer de
geweldige waarde van niet-vermengde rassetypes leren inzien. We kunnen een
raszuivere teelt kiezen, we kunnen afzonderen en onbeperkt kruisen, zolang we
maar de verantwoordelijkheid voelen om oorspronkelijke stammen niet te
vernietigen en te verdrijven. Ze kunnen onze redding worden, als we, vanwege
gebrekkige kennis, door de teelt het materiaal waarmee we werken geruïneerd
hebben.
Daarom leek het
interessant om de Læsø-bijen in hun (natuurlijke) leefwereld te bekijken en
wel voordat een of andere nieuwe bijenstam(men) op het eiland gebracht zouden
zijn. Helaas zou zoiets al gebeurd kunnen zijn.
Læsø is een eiland
van ongeveer 25 bij
Het eiland Læsø
leverde ons een fantastische ervaring op: we werden op zeer gastvrije wijze
door de voorzitter van de plaatselijke imkervereniging, Karl Johann Junge,
ontvangen. Hij verschafte ons alle hulp bij het inspecteren van de bijen op
verschillende standen. Twee andere inheemse imkers, Björn Johannsen en Brian
Stoklund kwamen er ook bij en hielpen ons waar mogelijk. We mochten alles zien
wat we maar wilden. Tegelijkertijd kwamen samen met ons ook de
koninginnentelers, Hans Røy en Carsten Wolff-Hansen, adviseur van de Deense
Imkerbond. We vormden dus een tamelijk grote groep, die rondkeek op de
bijenstanden van Læsø en mijn lezers kunnen er dus van op aan dat er vele
getuigen aanwezig waren om de waarheid van mijn verslag te onderschrijven.
De Læsø-bijen zijn
uniform donker; slechts in een klein aantal kolonies vonden we een klein aantal
bijen met een soort gele kleur (kennelijk is de vermenging met andere rassen
begonnen). De koninginnen zijn groot, donker en met een warm bruin op buik en
poten. De werksters zijn tamelijk klein. De darren zijn grote, brede zwarte
jongens. De bijen zijn compleet zachtaardig! Op een avond (tot tegen tienen) en
een gehele dag inspecteerden we kolonies op verschillende standen en niemand
had het gevoel een kap nodig te hebben. Ikzelf kreeg een steek bij een kolonie
bij een leerbijenstand. De kolonie was moerloos en werd door ons tamelijk
onvoorzichtig geopend. Nadat we de bijen een beetje berookt hadden en enige
minuten rustig hadden laten worden, konden we ook deze kolonie in alle bijzonderheden
inspecteren. Er deden zich geen ongevallen meer voor. De bijen vlogen meer in
het rond dan goede Italianen of Buckfastbijen; maar de neiging om de raten te
verlaten was niet groot. Ze gingen wel naar beneden als men een korf optilde,
maar niet in die mate, zoals men dat van Zweedse bijen kent. Ook vlogen er
enkele bijen op als de korf opgetild werd, maar niet om aan te vallen.
Ik heb veel oude
imkers gekend die zich de oude Zweedse bijen herinneren voordat ze werd
aangepaard met Carnica's of Hollandse bijen, horen zeggen dat deze oude bijen
tamlijk zachtaardig waren. Ik begin hen te geloven nadat ik de bijen op Læsø
gezien heb.
Natuurlijk was het
niet onze enige opgave om de Læsø-bijen slechts in ogenschouw te nemen. We
waren uiteraard ook van plan om teeltmateriaal mee naar Zweden te nemen en om
met een stam van deze bijen in Zweden te gaan telen.
We mogen geen bijen
uit Denemarken meenemen naar Zweden (we hebben de Varroa nog niet op het
Zweedse vasteland). Daarom waren we van plan om eieren in raatstukken en sperma
van darren mee te nemen. Ik kan zeggen, dat zowel het een als het andere gelukt
is, maar niet zo goed als we gewild hadden. Een klein aantal Læsø-koninginnen
werd deze winter in Zweden ingewinterd. Enkele werden op een eiland aangepaard
met zwarte Zweedse darren, enkele werden bevrucht met sperma van Læsø-volken en
enkele met sperma van de beste volken van de landbouw Hogeschool. Het totale
aantal ligt op ongeveer 20 stuks.
Dat lijkt niet al te
veel. Maar om een juiste maatstaf te verkrijgen, wil ik dit nog onder de
aandacht brengen: Toen ik in 1975 voor de eerste keer eieren uit Buckfast
importeerde, lukte het ons om +/- 15 koninginnen van een koningin uit
Buckfast te telen (Nr.427). Deze moesten we eerst ook raszuiver houden. Maar
vandaag de dag zijn er in Zweden nog vele duizenden bijenvolken met het nummer
De bijen zijn het
zeker de moeite waard om bewaard te blijven. Ze hebben de aandacht van telers
uit verschillende plaatsen op zich gevestigd gekregen. Bijenstudies hebben
laten zien dat dit hier misschien de laatste zuivere stam van de Apis mellifera
mellifera is. Het is onze plicht hen, die de Læsø-stam willen beschermen, te
helpen. In de eerste plaats op Læsø. Als dit blijkt onmogelijk te zijn, dan
moet op bevruchtingsstations en via K.I. op zoveel mogelijk plaatsen waar
mogelijk, geprobeerd worden om de stam van de Læsø-bijen te behouden. Jammer
genoeg is de ongecontroleerde import van andere stammen naar Læsø begonnen.
Toen ik over de bijzondere kenmerken van de Læsø-bijen sprak, vermeldde ik slechts wat bij de inspectie van een volk geconstateerd kan worden. Maar ik moet er nog iets aan toevoegen. Verliezen gedurende de winter zijn bijna onbekend. Nosema is er niet. Het winterverbruik is laag, zeer laag. Ze bouwen prachtige raten. Maar ze zwermen een beetje.