STEVE TABER

Over de kunstmatige status van de bijeninspectie

(Verschenen in de American Bee Journal van oktober 1994)

                                                                                  Vertaald door G. C. van Eizenga

 

            Recente artikelen in Bee World over de gezondheid van bijen over de gehele wereld illustreren dat een hoofdprobleem voor de bijenhouders wordt gevormd door de verschillende over­heidsregels. Deze problemen worden over het algemeen in één adem genoemd met het niet-geaccepteerd worden van wetenschap­pelijke informatie door zowel bijenhouders als regel-uitvaar­digers. En ik denk dat dit erg ongunstig is.

 

            Ik wil hier de volgende voorbeelden aanvoeren van gangba­re overheids- en imkerhoudin­gen, die incorrect en lastig zijn.

 

1) Bijenvolken met Amerikaans Vuilbroed, dienen te worden vernietigd en verbrand. Het behandelen van volken met Amerikaans Vuilbroed met medicijnen onderdrukt het pro­bleem, behandelde raten die overgehangen worden in gezon­de volken verspreiden de ziekte. En nog erger: er zal mettertijd resistentie optreden tegen de medicijnen en er ligt het risico van besmetting van de honing.

 

2) Bijenvolken die besmet zijn met de Varroamijt dienen che­misch behandeld te worden of alle volken zullen sterven.

 

3) Bijenvolken die besmet zijn met Europees Vuilbroed, kalk­broed en/of andere ziektes dienen vernietigd te worden dan wel de raten regelmatig vervangen om de aan­wezigheid van de ziekte te verminderen, enz.

 

            Dit zijn allemaal voorbeelden van een "vernieti­g en ver­brand"­- menta­liteit. Sinds we de plaag van het Amerikaans Vuil­broed bij ons hebben, sinds ze wetenschappelijk herkend werd door WHITE en er nog geen tekenen aanwezig zijn dat de ziekte zal vertrek­ken, zal dit artikel hoofdzakelijk hierop ingaan. In feite hebben veel onderzoekers van over de hele wereld hier onder­zoek op gedaan. Daarom zal ik er hier op dit aspect niet verder op ingaan, omdat dit reeds zo vaak gedaan is in vele boeken en brochures, die op grote schaal verspreid zijn. Wat ik hier slechts wil doen is een aantal bekende feiten de revue laten passeren.

 

            De ziekte is niet speciaal besmettelijk, omdat het voeren van een suikeroplossing (of honing) met 500 miljoen sporen aan vol­ken, zelden een infectie zal veroorzaken. In feite wordt de enige zekere weg om een infectie te veroorzaken bij een bijen­volk dat vatbaar is voor AVB, gevormd door het plaatsen van een raam of monster met minstens 75 schilfers AVB in het volk.

 

            Hoofdzakelijk jonge larven die minder dan 24 uur oud zijn worden geïnfecteerd en hebben tamelijk grote doses sporen nodig, maar genetische variatie bepaalt welk aantal sporen nodig is om jonge larven aan de ziekte te doen bezwijken.

 

            Geen land of staat is het met de meest dure en intensieve inspec­tie-programma's gelukt om de ziekte geheel uit te ban­nen. In de ongeveer 30 jaar, tot ongeveer 1960, hebben ver­schil­lende staten, met name New York en Ohio, geprobeerd om ieder jaar twee keer elk volk te inspecteren; zij reduceerden het voor­komen van de ziekte tot minder dan 1% van de geïnspec­teerde volken.

 

            Gezondheidsverklaringen die inspectie vereisen van bijen­stan­den op AVB, vóórdat bijen of koninginnen zonder raat ver­stuurd mogen worden, vormen een farce en hebben geen zin, omdat het on­mogelijk is om AVB over te brengen via de suiker van konin­gin­nekooitjes of de suikerop­lossing die bij de "pak­ket-bijen" gevoegd wordt.

 

            Over genetische resistentie tegen AVB wordt vele malen gespro­ken sedert PARK in 1936 ("Disease resistance and Ameri­can Foulbrood". American Bee Journal januari1936 en "Disease resistance and American Foulbroud, results of second season of cooperati­ve experiment". American Bee Journal januari1937) voor het eerst de moge­lijkheid aan­toonde. De wetenschap van de genetica heeft grote vooruitgang geboekt sinds 1936 en Dr. Walter ROTHENBUH­LER toonde het bestaan aan van twee genen die hygiënisch gedrag (HYG) bepalen en die één van de mechanismen vormen voor de resisten­tie tegen AVB, naast andere.

 

            De aanwezigheid van HYG bij bijen kan op vrij eenvoudige en goedkope wijze worden vastges­teld door een broedmonster, dat door middel van bevriezing gedood werd, in het broed­nest te stoppen. Snelle verwijdering geeft HYG aan, d.w.z. 48 uur of minder; indien 3 tot 5 da­gen nodig zijn om het dode broed te verwij­deren, dan kan geconcludeerd worden dat er sporen van HYG-gedrag aanwezig zijn en bijen die méér dan 6 dagen nodig hebben zijn niet-HYG.

 

            Het zou het doel en oogmerk van alle bijenhouders moeten zijn om de gen-frequentie, die nodig is voor het HYG-gedrag op te voeren. Door samenwerking en veel voorlichting en testen en vervangen van non-HYG koninginnen zou de gen-frequentie dras­tisch ten gunste van HYG-volken veranderen. Volken die HYG zijn, zouden niet alleen resistent zijn tegen AVB, maar ook tegen EVB en het is ook de enige weg om de schimmel van het kalkbroed te verwijderen. Bovendien en misschien van groter belang is het gegeven dat bijen die HYG zijn, ontzegelen en poppen verwijderen die besmet zijn met de Varroamijt.

 

            Hoe kan dit worden gedaan? In de eerste plaats dienen de "bij­eninspecteurs" getrained te worden in het gebruik van de test (met doodgevroren broed) voor de vaststelling van HYG. De over­heidsbepalin­gen zouden moeten worden veranderd in die zin, dat vereist wordt dat degenen die bijen en konin­ginnen verko­pen, slechts dochters gaan verkopen die positief reage­ren op HYG. Alle bijen­houders zouden moeten worden aangespoord om al hun volken te inspecteren op HYG en al die koninginnen te vervan­gen die non-HYG zijn. Het onder­werp is belangrijk en verdient onmid­del­lijke aandacht.

 

            Als afsluitend gedeelte van dit programma, 5 jaar nadat het geïntroduceerd en uitgevoerd werd, zouden alle bijenvolken een stukje broedmonster met 75 kortjes AVB toegediend moeten krijgen, zodat de verwijdering van alle bijen die vatbaar zijn voor AVB, EVB en kalkbroed (en gedeeltelijk de Varroamijt) voltooid zou moeten zijn.

 

            Denkt U dat dit nogal drastisch is? Vergelijk dat dan maar eens met de reactie van het publiek jegens de veronder­stelde "zuivere honing" wanneer sporen van een vreemd chemisch pro­dukt, terramycine of fluvalinaat opduiken.

 

            Tenslotte wil ik nog opmerken dat dit niet slechts theo­reti­se­ren is. Ik ben op deze wijze de afgelopen 15 jaar met mijn volken om­gegaan. Ik accepteer zwaar besmette AVB-volken van twee van mijn buren-bijen­houders. Ik dood de konin­gin en vervang haar door een van mijn zelf en verstrek Ter­ramycine tot de raten geheel (bacil) vrij zijn. Ik verdeel dan deze zieke, nog steeds met sporen besmette ramen over mijn andere volken. Vandaag, 1 juli 1994, heb ik geen ziekte kunnen vast­stellen (behalve Varroa) in ook maar een enkel volk, dus ook niet in een van de geschonken volken, die nu reeds alweer een jaar lang meedraai­en.