Het transporteren van eitjes is geen nieuwe vondst

HET VERVOEREN EN BEHANDELEN VAN EITJES

door Ulf Gröhn

vertaald door G. van der Sluis en bewerkt door A.H. de Witt

 

Het is al langer dan vijftig jaar bekend dat men eitjes van bijen over grote afstand kan versturen om ze daarna uit te laten broeden en er koninginnen van te telen.

              In Duitse geschriften uit de dertiger jaren kan over de techniek hiervan lezen worden. Toch was men niet helemaal zeker over een deel van de vragen en een deel van de vragen kreeg niet een afdoende antwoord. Bijv.: wat is de beste temperatuur voor de eitjes gedurende de periode buiten het broednest? Hoe lang kunnen ze bij deze temperatuur zonder bijen? Ik weet alleen dat prof. Ruttner zich hier een beetje mee bezig heeft gehouden. Hij verrichtte echter geen onderzoek om de temperatuurgrenzen precies vast te stellen. Hij wijst in zijn boek "Königinnenzucht” naar een onderzoek waarbij hij stukken raat bewaart in een koelkast, bij kamertemperatuur en in een kelder. De slechtste resultaten kreeg hij bij de bewaring in de kelder en in de koelkast. Hij geeft ook een grens van 15 uur voor de tijd aan; een mededeling die hij later in een gesprek terug nam.

              Er zijn dus geen exacte metingen waarop we terug kunnen vallen, maar ik beweer vrijmoedig, dat eitjes in het juiste ontwikkelingsstadium en bij optimale temperatuur een vervoer tot drie dagen kunnen doorstaan. Als iemand een serieus onderzoek wil doen en een artikel met de titel  "De grenzen voor tijd en temperatuur voor het overleven van eitjes en embryo’s bij de Apis mellifera” zou willen publiceren, zou ik erg blij zijn.

              Eitjes in het juiste stadium van ontwikkeling schreef ik. We weten dat pas gelegde eitjes tot en met 12 uren een slechte kans hebben te overleven. Maar we weten niet waarom. Aan de andere kant hebben ook de eitjes die op uitkomen staan een slechte kans op overleven. Ook hiervan kennen we de oorzaak niet. De grootste kans op overleven vinden we bij eitjes tussen 36 en 48 uur oud. Deze eitjes kunnen, mits ze koel en op een juiste vochtigheid worden gehouden, het drie dagen klaren. Nog meer onderwerpen voor serieuze studies. Het is niet de bedoeling dat amateurs zich voortdurend met deze vragen bezig houden.

              Langere overlevings kans voor eitjes behoeft geen succes te betekenen als ze aan bijen ter verzorging worden gegeven die zich er niet voor interesseren. We hebben reeds eerder aangegeven dat de stukjes raat met eitjes in een raat moet worden geplaatst van een hopeloos moerloos volk, dwz. dat er beslist geen eitjes en/of larfjes aanwezig mogen zijn. Vaak wordt een starter aangeraden. Er zijn hier echter zwakke plekken. Vaak komen de eitjes goed uit en voeren de bijen de kleine larfjes goed en worden er tegelijkertijd cellen omgebouwd tot koninginnencellen. Zo gauw ze een voldoende aantal doppen hebben neemt de interesse voor de andere larven af. Dat kan een probleem opleveren als het de bedoeling was via overlarven vele doppen te krijgen. Dit is makkelijk in overeenstemming te brengen met het instinctmatige doel van de bijen. Enkele vierkante centime­ters broed betekenen niets tegenover wat werkelijk belangrijk is, namelijk het krijgen van een nieuwe koningin!

              Wij hebben een volk nodig dat popelt om larfjes aan te nemen en te verzorgen en we hebben een volk nodig dat een halve vierkante decimeter raat met eitjes als een geschenk ziet. Dit wijst in de richting van een volk met een klein raatoppervlak, met bijen die op broed zitten te wachten en die bereid zijn voor elke larf hun uiterste best  te doen.

              Iedereen moet nu hebben begrepen wat type volk we moeten zoeken. Een volkje in een Kieler- of een Apideakastje, met een jonge koningin die nog niet op bruidsvlucht is geweest, moet de juiste omgeving bieden voor een stukje raat met eitjes dat met de post is aangekomen. De onbevruchte koningin moet natuurlijk aanwezig blijven: zij is de garantie dat de bijen niet maar enkele cellen zullen gaan verzorgen en het overige broed nonchalant verwaarlozen. Zeker iedereen die deze bevruchtingskastjes benut, hebben opgemerkt hoe wel doorvoed de eerste uitgekomen larfjes zijn. Het is een lust om van zo’n raatstukje te gaan overlarven.

              Niemand die zich hiermee bezig houdt heeft raad nodig hoe men een stukje raat in een Kieler-  of een Apideakastje bevestigt. Elke manier die voldoet is goed. Maar het is duidelijk dat soms het kastje gesloten moet worden, in het geval niet zeker is wanneer het stukje raat arriveert. Niemand kan de garantie geven dat het net zo goed lukt met een net bevruchte koningin als met een onbevruchte koningin, nog afgezien van het risico dat er van de verkeerde koningin overgelarfd wordt.

              Wat ik hiervoor schreef over de leeftijd van de eitjes, houdt in dat ik eisen moet stellen aan degene die ze levert. Hij moet de koningin opsluiten op een raat of in een nieuwe broedkamer en dit ieder dag controleren. Als de koningin eitjes in een raat legt moet deze met een datum gemerkt worden.

                        Iedereen begrijpt dat degenen die moeite doen om eitjes van de juiste leeftijd van een gewenste teeltmoer te leveren, hieraan veel tijd moeten besteden. Daarnaast vind ik, dat met de tegenwoordige werkwijze van de post, ieder stukje raat dat niet ingepakt is in een klein houten raampje, groot risico loopt plat gedrukt te worden. Daarom moet er niet verbaasd  worden gekeken wanneer een teler 500 kr. (± Euro 54,-) voor een stukje raat van speelkaartformaat vraagt. De ontvang­er moet, zonder al te grote problemen, hiervan ongeveer honderd koninginnen kunnen telen.

              Het is nu duidelijk dat de indeling in zones t.g.v. de Varroa in Zweden nog vele jaren blijft voortbestaan, waardoor uitwisselen van koninginnen niet vrij kan gebeuren,. Daarom moet de methode om teeltmateriaal via eitjes en larfjes uit te wisselen, worden verbeterd. Tot nu toe zijn het vooral mensen uit de Buckfastteelt die stukjes raat met eitjes en larfjes verstuurden. Maar ook mensen van het project Nordbi (zwarte bij, oa. Läsö, vert. ) hebben dit met succes toegepast. Iedereen die zich met de teelt bezig houdt, zou intussen deze methode, die nooit de Varroa kan verspreiden, moeten gebruiken om aan aantrekkelijk materiaal te komen dat achter een zonegrens vast zit.

              Varroa zorgt voor veel ellende. Maar wij kunnen niet toe staan dat ze de gehele teelt in Zwe­den lam legt! In dit artikel heb ik alleen gesproken over het vervoer van eitjes, maar het is natuurlijk even interessant om erg jonge larven te verzenden. Ook hier is geen enkel risico Varroa te verspreiden. Beslist niet als men er zich aan houdt larven die niet ouder dan twee dagen zijn, te versturen. Op zich zelf zijn de larfjes kwetsbaarder dan eitjes. Ze hebben een gevoelige periode als ze net uitkomen, maar na ongeveer 15 uren hebben ze vermoedelijk een goede weerstand. Op het vervoer van larven kom ik in later artikel terug.

N.B.
Ulf Gröhn heeft vanaf 1975 raatstukken met eitjes en larven geïmporteerd in Zweden vanuit de Buckfast Abdij in Engeland. Hij kreeg dat materiaal mee van Broeder ADAM. Ulf Gröhn heeft voortdurend benadrukt dat een geen koninginnen werden geïmporteerd. De paring van de "oorspronkelijke koninginnen" heeft dus altijd in Zweden plaats gehad. Slechts